Buurjongetje
van zes komt bij me staan. We schuiven wat met de dingen op tafel.
Dan legt hij opeens zijn handje naast de mijne. ‘Moet je zien, mijn
hand is nog gloednieuw’, zegt hij. Voorzichtig gaat zijn vingertje
over de aders die bij mij een miniatuur van boomwortels vormen.
Zijn
handje nog ‘gloednieuw’… zegt een kind dat zo? Zijn vader is
technicus en vaardig doe-het-zelver. Regelmatig hoor ik van hieruit
kloppen, schuren of boren.
Als
kleine Jesse door de opening in de schutting oversteekt neemt hij
zijn plastic terreinwagen mee, die hij dan, met afstandsbediening,
door ons weelderige gras stuurt: voor wildernis moet hij hier zijn.
Kan
het zijn dat in zijn prille wereldbeeld de dingen niet zozeer oud
worden, maar stuk gaan? Dat iets ook kan slijten door veroudering,
waardoor het nog levende binnenwerk zichtbaar wordt, zoals bij een
mensenhand, dringt plotseling tot hem door. Hij is geroerd, zie ik,
dat zoiets met mij gebeurt, ik ben een soort opa voor hem.
Dan
springt hij op, hij moet gaan eten
blik
in de spiegel
weer
dat tikje verder
in
de tijd
*)
gepubliceerd in Vuursteen, herfst 2012
Geen opmerkingen:
Een reactie posten