dinsdag 7 mei 2013

De postbode




We laten de hond uit. Als we langs de voortuinen door het straatje naar het bos komen buigt mijn vriendin zich diep over een bloeiend struikje. Achter mij hoor ik nu een vrolijke harde stem: “Kijk uit dat je er niet afvalt”. Afvallen? Ik draai me om en zie de postbode, die staat te grijnzen naar twee mannen op een dak aan de overkant. Een van die twee ligt ruggelings tegen het schuine dak aan, hielen steunend op de panlatten. Ze repareren daar iets, maar eentje heeft zich kennelijk omgedraaid om naar beneden te kijken. “Ik leg te zonnebaaie”, roept hij vrolijk terug. ''Jaja, dat zal wel”, roept onze vertrouwde postman. Het klinkt quasi bestraffend.
En ik, die alles van binnen bekijk, zie mijn vriendin die een struikje bekijkt; zie de postbode die naar de mannen kijkt; zie de mannen op het dak die...
Wie ook kijkt is de hond. Hij kijkt naar mij. 'Waar blijf je nou?' Hij wil naar het bos. We laten ons meetrekken. Zo kan de postbode ook weer verder, en de mannen op het dak, en wij met de hond, alles gaat verder de dag in. Een lentedag

vogels kijken -
en ze weer loslaten



vrijdag 3 mei 2013

Mijn 4 mei



Wakker worden van een groots geluid. Het komt vanuit het weiland naast ons huis. Ik weet het weer, de koeien worden voor het eerst dit voorjaar in alle vroegte buiten gelaten. Een reusachtig loeien, dat minutenlang doorgaat heeft me wakker gemaakt, die dolblije beesten kalmeren pas als ze tenslotte beginnen te grazen. Het is nog donker in onze kinderkamer als dit overweldigend geluid zo aanhoudt en dan langzaam afzwakt. Mijn broertje slaapt er doorheen, zie ik terwijl ik met grote ogen bij het raam zit en door het halfopen gordijn naar de grote vage koeiengestalten kijk. Dit is niet bedreigend, dit zijn lenteklanken, dit is voorjaarsmuziek. Later die dag besef ik dat ze maanden op stal hebben gestaan en begrijp ik hun blijdschap.
Er zijn geluiden die je nooit meer vergeet. Dit is er zo een voor mij, en ik hoor het op mijn innerlijke geluidsband, juist nu, op de vierde mei, nu ik veeleer aan oorlogsgeluiden zou moeten denken. Maar dat doe ik toch ook! Ook toen was het lente. Lente en oorlog, oorlogsgeluiden: het gehuil van duikende jachtvliegtuigen. Het knallen van onze deuren tijdens het bombardement op Beek, we zaten niet in de kelder maar in de huiskamer, ik heb nooit begrepen waarom, misschien had het onveilig-signaal mijn ouders te zeer overvallen. Soms was men daar ook te laat mee, was het geluid van vliegtuigen en geschut er al eerder. Wat ik ook hoor is het monotone geluid van bidden, moeder was spontaan begonnen met de rozenkrans, onze stemmen zwollen aan bij elke knal, van de kinderen soms overslaand in angstgeschreeuw.
Deze levendige herinnering nu, weer opgeroepen in het oorlogsmuseum van Beek, www.eyewitnesswo2.nl/ dwingt me terug naar de actualiteit, naar wat kinderen in SyriĆ« wordt aangedaan en op nog zoveel plekken. Voor hun klinken nu weer diezelfde geluiden die voor mij verleden tijd zijn. Wij zijn er toen goed van af gekomen: bij het veilig-signaal stond ons huis nog overeind, en konden wij kinderen ongeschonden terug naar onze bedjes. Het 'veilig-signaal': je hoort het nog steeds, op de eerste maandag van elke maand, bij het proefdraaien. “De koe loeit weer”, noemde mijn moeder het altijd opgelucht en ja, het is een geluid als het loeien van koeien in een lentenacht. Voor altijd de klank van vrijheid

dodenherdenking
het andere net verslaat
de oorlog van nu