De wereld van de
zintuigen is zijn domein. Hoewel dat verschil ook weer betrekkelijk
is: op een venijnige aftershave-lucht die hier nog in het groen hangt
(de voorbijganger is al uit het zicht) reageren we allebei
geprikkeld; hij niest en schudt zijn kop. Een voorbijsnerpende
scooter wil hij aanvallen… ik eigenlijk ook.
Maar tegen een laag
overkomende ballon blaft hij vervaarlijk terwijl ik, te oud om nog te
zwaaien, het gevaarte nakijk.
Instincten delen we: hij
begraaft een bot; ik noteer een telefoonnummer dat nog eens van pas
kan komen.
Mijn voorsprong is, dat ik
dit alles besef. Overgelaten aan mijn zintuigen zou ik een waardeloze
hond zijn. Zeker, ik vang wel eens muizen, maar stuntelig. Vroeger
liet ik ze dan weer los, achter in de tuin, tot me opviel dat ik
meermalen dezelfde ving. Hij laat ze, vanuit hun holletjes in de
berm, levend bij zich naar binnen lopen. Zouden ze erin trappen omdat
het eerst op vluchten in een holletje lijkt?
Ik doe het hem niet na.
Als hij doorloopt, moet hij ervan boeren.
De wereld ontvouwt
zich als een waaier; wij leven in verschillende segmenten, de hond en
ik. Maar van onze belendende percelen staan de vensters open. In zijn
segment is nu iets gaande. Met de neus aan de grond volgt hij een
spoor, een geurlint, een onzichtbaar patroon.
Het doet me denken aan
The Invisible Man: dat
lege overhemd, schokkend, spookachtig gesticulerend door de ruimte;
het deed de achtervolgers concluderen dat de onzichtbare man daar
liep. De hond concludeert nu ook iets, maar wat? Dan valt me op dat
hij af en toe naar boven kijkt. Ach, een eekhoorn. Als een
krankzinnige rukt hij aan de riem: liever gewurgd dan de prooi
opgeven.
Het lukt ons om weer
verder te wandelen. Ik zou daarvoor eerst in therapie moeten, hij
volgt alweer nieuwe sporen. Leven in het hier en nu, daar is hij veel
beter in.
“Ingekeken” geurtjes
laat hij liggen voor andere honden… zoals ik kranten achterlaat op
een leestafel.
Maar wát hij “leest?”
Zijn geurwereld, die zich zoveel verder uitstrekt dan de mijne.
Dat laatste beseft hij
niet. We lopen verder, hij en zijn trouwe tweevoeter, in het
verrukkelijk isverstand samen op jacht te zijn
praten
met de hondhij kijkt woorden uit mijn mond
met een neus voor taal
Verschenen in ‘Reis door de
dag’, uitg. ’t
Schrijverke, ’s-Hertogenbosch.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten