zaterdag 4 januari 2014

Hoog tij


Die gewijde stilte na de kerst was er weer, even.
Dan knalt het er op los, ook 's nachts. Wakker schrikken. Iemand spurt weg. Liggend je schou­ders ophalen

kreten in de nacht
van het huis om mij heen
zwijgen de stenen

Uitslapen bij ochtendlicht. Later dan gewoon­lijk de hond doen. Hij gaat tekeer tegen het vuurwerk dat nu van alle kanten komt. Kijkt omhoog, blaft vervaarlijk tegen de hemel. Dapper is hij nu. Hij zal ze... Zijn mens legt uit dat ze dit allemaal doen om boze geesten te verjagen. 'Maar dit zíjn toch de boze geesten?' vraagt zijn blik.
's Avonds tegen twaalven, als het tumult goed losbarst, kruipt hij jankend onder de bank. Zelfs, wat hij normaal niet zou doen, óp de bank, en óver de mensen heen. 'Hou me vast! Verstop me!' Een doodsbang mensenkind is dan de hond.
De man wil hem tot de orde roepen, maar de vrouw troost het dier, bij haar raakt dit een diepere snaar.
Nu kijkt de man vanaf het balkon naar het razende vuurwerk. Indrukwekkend, die explo­derende sterren. Lichtkogels... Lachend weet hij dat het vrede is. Boven alles, niet exploderend, ziet hij de maan.
Nieuwjaarsochtend. Onwaarschijnlijk stil. Geen levende ziel... Ja toch, buurman veegt de straat. Hij woont op de hete hoek, die nu is afgekoeld, gesust in ochtenddauw. Lege fles­sen, hulzen en verpakkingen verzamelt hij in een vuilniszak, geduldig. Hij staart naar het gesmolten wegdek, met doe-het-zelversblik... maar nee. Vroege jongens zoeken nog naar bruikbaar vuurwerk: we zijn er nog niet. Maar de dagen lengen, in deze vreemde lentekerst
 
het wordt langer dag
een kraai verstilt aan zijn tak
in het nieuwe licht


Geen opmerkingen:

Een reactie posten