Die
gewijde stilte na de kerst was er weer, even.
Dan
knalt het er op los, ook 's nachts. Wakker schrikken. Iemand spurt
weg. Liggend je schouders ophalen
kreten
in de nacht
van
het huis om mij heen
zwijgen
de stenen
Uitslapen
bij ochtendlicht. Later dan gewoonlijk de hond doen. Hij gaat
tekeer tegen het vuurwerk dat nu van alle kanten komt. Kijkt omhoog,
blaft vervaarlijk tegen de hemel. Dapper is hij nu. Hij zal ze...
Zijn mens legt uit dat ze dit allemaal doen om boze geesten te
verjagen. 'Maar dit zíjn toch de boze geesten?' vraagt zijn blik.
's
Avonds tegen twaalven, als het tumult goed losbarst, kruipt hij
jankend onder de bank. Zelfs, wat hij normaal niet zou doen, óp de
bank, en óver de mensen heen. 'Hou me vast! Verstop me!' Een
doodsbang mensenkind is dan de hond.
De
man wil hem tot de orde roepen, maar de vrouw troost het dier, bij
haar raakt dit een diepere snaar.
Nu
kijkt de man vanaf het balkon naar het razende vuurwerk.
Indrukwekkend, die exploderende sterren. Lichtkogels... Lachend
weet hij dat het vrede is. Boven alles, niet exploderend, ziet hij de
maan.
Nieuwjaarsochtend.
Onwaarschijnlijk stil. Geen levende ziel... Ja toch, buurman veegt de
straat. Hij woont op de hete hoek, die nu is afgekoeld, gesust in
ochtenddauw. Lege flessen, hulzen en verpakkingen verzamelt hij
in een vuilniszak, geduldig. Hij staart naar het gesmolten wegdek,
met doe-het-zelversblik... maar nee. Vroege jongens zoeken nog naar
bruikbaar vuurwerk: we zijn er nog niet. Maar de dagen lengen, in
deze vreemde lentekerst
het wordt langer dag
een kraai verstilt aan zijn tak
in het nieuwe licht
Geen opmerkingen:
Een reactie posten