We laten de hond uit. Als we langs de
voortuinen door het straatje naar het bos komen buigt mijn vriendin
zich diep over een bloeiend struikje. Achter mij hoor ik nu een
vrolijke harde stem: “Kijk uit dat je er niet afvalt”. Afvallen?
Ik draai me om en zie de postbode, die staat te grijnzen naar twee
mannen op een dak aan de overkant. Een van die twee ligt ruggelings
tegen het schuine dak aan, hielen steunend op de panlatten. Ze
repareren daar iets, maar eentje heeft zich kennelijk omgedraaid om
naar beneden te kijken. “Ik leg te zonnebaaie”, roept hij
vrolijk terug. ''Jaja, dat zal wel”, roept onze vertrouwde postman.
Het klinkt quasi bestraffend.
En ik, die alles van binnen bekijk, zie
mijn vriendin die een struikje bekijkt; zie de postbode die naar de
mannen kijkt; zie de mannen op het dak die...
Wie ook kijkt is de hond. Hij kijkt
naar mij. 'Waar blijf je nou?' Hij wil naar het bos. We laten ons
meetrekken. Zo kan de postbode ook weer verder, en de mannen op het
dak, en wij met de hond, alles gaat verder de dag in. Een lentedag
vogels kijken -
en ze weer loslaten
Geen opmerkingen:
Een reactie posten